De Tweede Kamer is geen onneembare vesting. We doen veel moeite om zo transparant en gastvrij mogelijk te zijn. Zo verzorgt het CDA jaarlijks voor zo’n 8000 mensen rondleidingen. Vaak spreken die groepen ook een halfuur met een kamerlid. Dat is geweldig om te doen. En soms geeft zo’n gesprek stof tot nadenken.
Af en toe word ik ook uitgenodigd om te spreken met bijvoorbeeld een schoolkas. Meestal zijn de jongeren goed voorbereid. En vrijwel altijd zijn ze zeer geïnteresseerd. Heel af en toe zijn leerlingen afgeleid. En spelen bijvoorbeeld met hun mobiele telefoon. Zo ook een tijdje geleden.
Tijdens een interessant gesprek met een klas, zat een leerlinge opzichtig een spelletje te spelen op haar telefoon. Leerlingen stootten elkaar aan. “Moet je zien wat zij aan het doen is.” De docent zag het natuurlijk ook. Maar deed niets. Een minuut of vijf later speelden meer kinderen met hun telefoon.
Na de les kwam de docent naar me toe. Hij gaf me een hand en complimenten. “De klas was rustig en geïnteresseerd. En dat is op het einde van een lange dag geen vanzelfsprekendheid.” Ik vroeg hem of hij had gezien dat de leerlinge met haar telefoon speelde. Ja dat had hij. En of hij had gemerkt dat dat andere leerlingen ook was opgevallen?
“Het zijn pubers he. En bovendien van de Havo. Die doen dat soort dingen.” Pardon? Alsof pubers van de Havo wilde dieren zijn die hun driften met enige moeite niet zouden kunnen beheersen. En of de docent geen leider is. Maar een onmachtige kurk, willoos drijvend op de oceaan die onderwijs heet. En die opmerking over havisten is gewoon een belediging.
Als je als docent ziet dat een leerling iets doet wat niet de bedoeling is, en alle leerlingen zien dat je er niets van zegt, wat heb je ze dan geleerd? Dat het vertoonde gedrag prima door de beugel kan. Dat het in dit geval normaal is om tijdens een gesprek in de Tweede Kamer spelletjes te spelen op je telefoon. De docent had in een ding gelijk. Pubers zijn pubers. Maar het is de dure taak van een docent om de norm te stellen. Stof tot nadenken voor deze docent.
Bert Gerritsen
7 juni 2017
Waar ken ik die zinsnede ONNEEMBARE VESTING toch van!
Roelof Plieger
8 juni 2017
Beste René ,
Grenzen stellen is de titel van je blog.
Je eindigt je blog met een volzin als: “het is de dure taak om de norm te stellen als docent” .
Zo dat steek ik in mijn broekzak en ik blijk er verder niet veel meer mee te kunnen.
Na ruim 30 jaren ervaring in het voortgezet onderwijs, waaronder ongeveer 7 jaren fractievoorzitter van het CDA in mijn woonplaats en ruim
een jaar wethouder, ben ik weer terug in het onderwijs.
Een bijdrage mogen leveren aan de ontwikkeling van een mens en maatschappij, het zit in mijn genen. Het uitstapje in de politiek heeft me meer doen beseffen wat je als docent inhet onderwijs voor de ontwikkeling van een persoon kunt betekenen dan ik mij voor die tijd van bewust was.
Tegenwoordig is het de norm dat in het kader van het passend onderwijs in een Havo/vwo klas van, ach toch vaak van tegen de 30 leerlingen, er toch zeker 2 of 3 maar vaak meer iets extra’s van de docent gevraagd wordt.
En soms zijn dat vragen vanuit het zorgteam op een school, die van jou als docent zo ongeveer vragen om elke les wiskunde voor aanvang van de les even de les door te nemen met een enkele leerling, omdat hij het echt nodig zou hebben.
Wie stelt nu welke norm.
Ervarend hoe het staat met het passend onderwijs, moet ik stellen dat veel kinderen schromelijk te kort komen en van de individuele docent die zo graag zijn taak optimaal vervuld, zo veel wordt gevraagd.
Ik ben het met je eens als je stelt:
“het is de taak om de norm te stellen als docent” en probeer ook ik daar waar mogelijk hier een bijdrage aan te leveren zoals zovelen.
Echter in groter verband kijken naar het huidige onderwijs: “het is ook de dure taak en plicht van de politiek ( dus ook mijn “eigen” CDA ) de norm om goed onderwijs te kunnen bieden aan elke leerling zodanig vorm te geven dat ook de individuele docent ruimte ervaart om een klas goed te kunnen bedienen”.
En kortweg gesteld: dat lukt heel vaak niet met klassen van tegen de 30 leerlingen en meerdere leerlingen die echt extra aandacht nodig hebben in het kader van het passend onderwijs.
Passend onderwijs, mede ingevoerd dankzij het CDA, het is niet het antwoord op vraag hoe kunnen we optimaal bijdragen aan een goede ontwikkeling van elk kind.
De norm die de politiek heeft gesteld met de invoering van het Passend Onderwijs ligt dichter bij de norm van de docent die het accepteert dat kinderen spelen met hun mobiel tijdens een groepsgesprek, dan u waarschijnlijk lief is.
Doe iets ! Stel een nieuwe norm voor goed onderwijs. Een norm die echt past! Ja passend bij kind en docent!