‘Helpen met de handen,’ dat is de kern van het werk van de Internationale Bouworde (Ibo-Nederland) zoals ik het begrepen heb. Er samen met elkaar, en voor een ander, het beste van maken. Sinds 1957 zendt de Bouworde vrijwilligers uit om binnen Europa, en daar buiten, letterlijk de handen uit de mouwen te steken. Dat is belangrijk werk. Nu misschien wel meer dan ooit.
‘Hulp moet helpen’ hoor je vaker. Maar voor wie? Natuurlijk helpt het werk van onze vrijwilligers. Mensen die het minder getroffen hebben dan wij, profiteren van het werk van hun handen. Maar zonder dat IBO hen het werk uit handen neemt. Dat is mooi. Maar dat is niet genoeg. Samen de handen uit de mouwen steken doet meer. Wanneer vrijwilligers uit Italië, Duitsland, Vlaanderen en Nederland samen iets opbouwen, in Albanië of Marokko, dan ontstaat er iets moois. Samen werken verbindt en verbroedert. En in deze tijden van wantrouwen en onbegrip is dat geen overbodige luxe.
De bouworde is ontstaan om op de puinhopen van het Europa van na de oorlog, iets moois te bouwen. Dat werk is nooit klaar. En blijkt erg onderhoudsgevoelig. Vooral daar waar bekrompen nationalisme weer de kop opsteekt. Als jongen van negentien mocht ik als vrijwilliger van de Bouworde een kazerne van de Hitler-jugend helpen ombouwen tot een tehuis voor gehandicapte kinderen in de voormalige DDR. Een historische plek om samen met vrijwilligers uit Oostenrijk, Duitsland en België te leren hoe Europa was, is en kan zijn. Die boodschap uit 1957 is nog steeds actueel. Misschien wel meer dan ooit. IBO, helpen met de handen!
Juul van de Kolk
26 juli 2014
Vijftig jaar geleden heb ik drie jaar lang als vrijwilliger bij de Internationale Bouworde (IBO)gewerkt. Ik wist niet wat ik wilde. Ik was op zoek naar idealen. Die was ik verloren toen ik een jaar voor de priesterwijding naar huis werd gestuurd omdat ik niet geloofde wat ik moest geloven. Ik wilde alleen maar zwaar en pretentieloos werk doen om tot bezinning te komen.
Ik heb er een hele mooie en zinnige tijd gehad. Mijn idealen heb nooit terug gevonden. Het pretentieloze werk was mij niet gegund. Men had mij nodig als architect en constructeur. Ze konden daar nauwelijks mensen voor vinden, die voor niets werkten (je kreeg alleen een tientje zakgeld per week en de kost). Ook dat heb ik met heel veel voldoening gedaan. Om carriere te maken moet je zoiets niet doen. Terug kijkend op mijn leven waren het echter heel mooie jaren.